Extreem laag water

Door de aanhoudende oostenwind, in combinatie met een lage rivierafvoer, is er in de Biesbosch de laatste dagen sprake van extreem laag water. Sommige mensen denken dat die lage waterstand wordt veroorzaakt door de Haringvlietsluizen die al op een Kier zouden staan. Niets is natuurlijk minder waar! De betonnen waterkering staat zoals gewoonlijk nog potdicht.

Door overwegend oostenwind en lage rivierafvoeren, lopen diverse kreken in de Biesbosch ‘leeg’. (foto; Jacques van der Neut)

Polder De Dood
“Zo’n lage waterstand komt niet veel voor” stelt Rob van der Made, boswachter beheer bij Staatsbosbeheer in de Biesbosch. “Ik woon in het huis op Polder De Dood, in de Brabantse Biesbosch. Van de week was ik daar aan het varen met de Ardea, de werkboot van Staatsbosbeheer en op een gegeven ogenblik kon ik zelfs niet meer bij mijn woonhuis komen. Als het persé moest, kon het wel, maar dan zou ik een flink eind moeten omvaren. De Ardea heb ik toen maar bij de oever neergelegd en met mijn bijbootje naar De Dood gevaren. Sinds de afsluiting in 1970 van het Haringvliet, komen dergelijke extreem lage waterstanden niet veel voor. Het is trouwens wel opvallend dat het dit jaar al de tweede keer is. In maart gebeurde zoiets immers ook al.” Aangezien er door de aanhoudend lage waterstanden veel slik droogvalt krijg je ook een idee van de dierlijkse bewoners. Van der Made en zijn collega Arie Benschop zagen duizenden afdrukken van rattenpootjes in het slik. Ook de ingangen van beverburchten lagen boven water. “Je kon zo in de burcht koekeloeren” benadrukt Benschop uitgelaten. Door de lage waterstanden zijn kreken als het Buitenkooigat en de Sloot beneden Petrus onbevaarbaar. Dergelijke droogvallende kreken zijn uitgelezen stekkies voor blauwe reigers en grote zilverreigers. De vogels stappen behoedzaam door het ondiepe water, in de hoop er nog iets van hun gading te vinden. Het doorstroomgebied in de Noordwaard bij Werkendam ligt er verlaten bij. De randen van de gegraven geulen zijn goed zichtbaar. Op de aangrenzende weilanden lopen een paar honderd grauwe ganzen en brandganzen.

Gat van de Noorderels
In de omgeving van de Ganzenwei vliegt een ruigpootbuizerd. Later verschijnt er een tweede exemplaar in beeld. Een exemplaar bidt regelmatig. Ruigpootbuizerds zijn uitgesproken trekvogels en verlaten hun noordelijke broedgebieden om ’s winters naar het zuiden te trekken. Deze trek begint al in augustus, de terugkeer is in februari. De ruigpootbuizerd geeft wat biotoopkeuze betreft de voorkeur aan de toendra of de overgangszone tussen toendra en taiga. In goede knaagdierjaren broedt hij ook in uitgesproken beboste gebieden, afgewisseld met grote open vlaktes. In dergelijke gevallen broedt de ruigpootbuizerd ook wel zuidelijker. Ruigpootbuizerds eten overwegend kleine knaagdieren (aardmuizen en lemmingen). De rest van de prooien bestaat uit vogels, bij voorkeur sneeuwhoenders, eenden, steltlopers en verschillende zangvogelsoorten. Buiten de broedtijd bestaat het voedsel vrijwel uitsluitend uit kleine zoogdieren. ’s Winters komen ruigpootbuizerds ook op aas af. Via de Noordwaard ga ik weer met de pont terug naar de Kop van ’t Land. Aan ‘onze’ kant van de Biesbosch is het uiteraard ook laag water wat de klok slaat. De Tongplaat is zowat leeggelopen en het Gat van de Noorderels, de kreek pal voor het Johannes Visgemaal, staat bijna droog, slechts een strook water slingert er grillig doorheen. Het waterpeil zakte ook hier ruim beneden N.A.P. Het huidige lage water in het rivierengebied heeft er tevens voor gezorgd dat het op een ‘kier’ zetten van de Haringvlietsluizen voorlopig is uitgesteld. Door de lage waterstanden kan het zoute water namelijk voorbij de denkbeeldige lijn Middelharnis en de Spuimonding komen en omdat Rijkswaterstaat dat wil voorkomen, houden zij de waterkering voorlopig nog op slot.

N.A.P. bepaalt de hoogte

Het Normaal Amsterdams Peil (meestal afgekort tot N.A.P) is de referentiehoogte ofwel peil waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd. Voor het gemak wordt het N.A.P vaak gelijkgesteld aan het gemiddeld zeeniveau. Het N.A.P-net bestaat uit ongeveer 35.000 zichtbare peilmerken, meestal bronzen boutjes met het opschrift N.A.P, aangebracht in kaden, muren, bouwwerken of op palen en bovendien 400 ondergrondse peilmerken. De onderlinge hoogteverschillen tussen de peilmerken worden nauwkeurig vastgelegd. Als gevolg van bodembewegingen treden er voortdurend veranderingen op. Eens in de 10 jaar bepaalt Rijkswaterstaat opnieuw de hoogte van de meeste peilmerken. De gegevens van de peilmerken worden bekend gemaakt in een N.A.P-peilmerkenlijst, waarin de gemeten hoogte ten opzichte van het N.A.P-vlak staat aangegeven en de gegevens waar het merk te vinden is.

Een zeer geslaagd symposium over Biodiversiteit en Leefgebieden in Noord-Brabant

Vandaag waren we met meerdere collega’s van Staatsbosbeheer op het door de Provincie Noord-Brabant georganiseerde symposium  Biodiversiteit en Leefgebieden. Zo’n 550 mensen verzamelden zich in het provinciehuis in Den Bosch en luisterden naar lezingen over uiteenlopende onderwerpen. De dag werd geopend door Johan van den Hout, gedeputeerde met Natuur, Water en Milieu (SP) in zijn portefeuille.

Het symposium werd geopend door Johan van den Hout. (foto: Martijn van der Neut)

Lezingen
Ruim een maand geleden had ik mij voor deze dag aangemeld. Het is zaak om er snel bij te zijn, want binnen drie dagen waren er maar liefst zo’n 550 aanmeldingen! Dergelijke dagen staan bij natuurliefhebbers blijkbaar hoog in het vaandel. Van te voren diende iedere deelnemer zich voor een bepaalde lezing in te schrijven. Het aanbod aan lezingen was zeer gevarieerd. Tijdens de lezingen werd er aandacht besteed aan: de aanleg van natuurvriendelijke oevers, de stand van zaken over wilde bijen, libellen, de toename van het aantal broedende raven in Noord-Brabant, wolven rondom Noord-Brabant, Lex Querelle van Natuurmonumenten vestigde de aandacht op het herstel van het stuifzandprocessen op de Loonse en Drunense duinen en Jochem Sloothaak van Brabants Landschap vertelde een en ander over Partridge, een voorbeeld voor ecologisch verantwoorde landbouw, waarbij de patrijs als boegbeeld fungeert. In zijn openingswoord benadrukt Van den Hout het belang van het aantal vrijwilligers in deze groene sector. Hij is verheugd over de grote opkomst en constateert dat er bijvoorbeeld bij een onderwerp als wegenaanleg helemaal geen sprake is van vrijwilligers!

Raven
Op zo’n dag hoor je leuke dingen. Zo vestigde in 2012 de raaf zich voor het eerst in 92 jaar weer als broedvogel in Noord-Brabant. Dat jaar brachten ze drie jongen groot op de Maashorst. Tijdens inventarisaties in 2013-2015 voor de nieuwe Broedvogelatlas, waar een op de drie kilometerhokken bezocht werd, werden de raven al door de hele provincie waargenomen en nieuwe broedgevallen lieten dan ook niet lang op zich wachten. In 2018 was er sprake van minstens vijf broedparen en zijn er, daarnaast, nog meerdere paren actief. Het zou mooi zijn als een stel van die gitzwarte vogels de Biesbosch ontdekken en daar ook in de weelderige wilgenbossen gaan nestelen. Er is daar tenslotte ruimte genoeg en prooien te over. Misschien is het slechts een kwestie van tijd? Mooi dat de provincie Noord-Brabant dergelijke bijeenkomsten organiseert, want het is en blijft een ideale gelegenheid om elkaar weer eens te ontmoeten en bij te praten over allerlei groene zaken. Iedere deelnemer ontving bovendien het boek ‘Bloeiende natuur in Noord-Brabant’, 15 jaar natuurherstel in beeld’. Zo’n symposium zou in Zuid-Holland trouwens niet misstaan, want ook in deze provincie worden aansprekende natuurprojecten uitgevoerd. Een dag over de delta zou bijvoorbeeld heel goed passen. Er zijn genoeg onderwerpen om zo’n dag te vullen en bovendien ontstaat er zoiets als ‘klantenbinding’, je bouwt een band met vrijwilligers van diverse natuurorganisaties.