
Twaalf procent van de oppervlakte van Nederland is stad. Bijna de helft van de zestien miljoen Nederlanders woont in stedelijk gebied. Dat worden er nog meer, want de bevolking blijft groeien en dus breiden steden uit, vaak ten koste van natuur. Op zoek naar nieuwe leefruimte blijken veel planten en dieren in staat zich aan stadse omstandigheden aan te passen. In Nederlandse steden is geleidelijk een nieuwe vorm van natuur ontstaan: stadnatuur. Stadsnatuur is overal te vinden: tussen stoeptegels in de binnenstad, op kademuren in havens en in parken, in slootjes, in volkstuinen en achtertuinen en langs snelwegen. Recent verscheen Stadsnatuur Maken; een boek met prachtige voorbeelden hoe we onze directe woon- en leefomgeving vaak met simpele ingrepen aanmerkelijk kunnen verbeteren. In deze publicatie wordt ook melding gemaakt van nomadencultuur.

Nomadennatuur
Bedrijven houden graag de optie open om in de toekomst uit te breiden. De natuurwaarde die op het open terrein aanwezig is, kan daarbij een obstakel zijn. Sommige steden kennen een regeling voor ’tijdelijke natuur’, waarbij een potentieel bouwterrein tijdelijk zo natuurlijk mogelijk gebruikt kan worden, met de garantie dat dit ook weer bebouwd mag worden zonder wettelijke beperkingen vanuit de natuurwetgeving. Dat geeft ontwikkelaars en grondeigenaren meer zekerheid, waardoor het aantrekkelijker wordt dergelijke terreinen toch natuurlijk in te richten. Eigenlijk zou elke stad een deel van zijn oppervlak voor dergelijke vrije natuurontwikkeling beschikbaar moeten hebben. Het maakt niet zo veel uit dat de natuur hier maar tijdelijk te gast is, als er bij bebouwing van het terrein elders maar nieuwe lege plekken beschikbaar komen. We noemen dit ook wel ‘nomadennatuur’: natuur die voortdurend aan de wandel is door de stad en nooit ergens lange tijd aanwezig is. Dit nomadische gedrag ontstaat uiteraard alleen wanneer beheersingrepen achterwege blijven en het natuurlijk proces de ruimte krijgt. Vooral het inzaaien van zo’n terrein kan in de meeste gevallen achterwege blijven: met de wind worden vanzelf de juiste zaden aangevoerd en kan successie beginnen. Zo’n proces begint doorgaans met de vestiging van pioniers (kamille, klaprozen) en uiteindelijk diverse soorten struiken en bomen.
Vers van de pers
Stadsnatuur maken is een inspiratie- en voorbeeldboek voor natuurinclusief ontwerpen in de Noordwest-Europese stad. Het roept op tot het integreren van natuur in het ontwerp van gebouwen en stedelijke buitenruimten en het geeft daarbij praktische voorbeelden en ontwerphandreikingen. De stad is een rijke biotoop met een grote biodiversiteit. Diverse dier- en plantensoorten vinden inmiddels een beter leefgebied in de stad dan in het omliggende buitengebied.
Natuurinclusief ontwerpen is een pionierspraktijk en pas recent onderdeel van de stadsplanning. Vanuit verschillende invalshoeken worden in dit boek aan de hand van inspirerende en praktische voorbeelden de theorie van ecologie en biodiversteit, stadsgebonden soorten, stedelijke biotopen en beheer van stadsnatuur besproken. Stadsnatuur maken is een uitgave van nai010 en is geschreven door Jacques Vink, Piet Vollaard en Niels de Zwarte. ISBN 978-94-6208-317-2 prijs 34,95 euro. Ook verkrijgbaar als e-book 24,95 euro.

geheugenkaarten of een mobiel in op te bergen. Ik prop er ook nog een 16-35mm groothoek in. Vanaf de oever laten we ons het water inglijden. In het begin was ik eerlijk gezegd een beetje huiverig, je sjouwt tenslotte toch met kostbare apparatuur… De drijvende fotohut heeft de vorm van een hoefijzer en is gemaakt van licht materiaal. Het geheel is overkapt en aan de voorkant is een kijkgat aangebracht. De bodemplaat van de floating hide is voorzien van een schroef waarop een Wimberlyhead past. Met de koppelingsplaat bevestig je je lens (in mijn geval een Canon 500mm f 4.0) en klaar is Kees!

waterplanten. Er schieten ook enkele slangen voorbij; een ringslang met de karakteristieke geel-zwarte koptekening. Na terugkomst in Nederland stuurt Marc-Peter Kooistra mij enkele foto’s van een zwemmende slang met een bruine kop, zeer waarschijnlijk een dobbelsteenslang, een soort die eveneens graag in het water vertoeft en volstrekt ongevaarlijk, net als de ringslang trouwens.