Alle berichten van jvanderneut

De Marker Wadden; natuurarchipel in wording

Marker Wadden is een uniek natuurgebied in ontwikkeling. De natuureilanden worden aangelegd met zand, klei en slib uit het Markermeer. Dit grote project draagt bij aan het natuurherstel van het Markermeer. De nieuwe groep eilanden kan in de toekomst groeien tot zo’n 1.000 hectare. Op den duur ontwikkelt zich er een grandioos natuurgebied met natuurlijke oevers, zowel onder als boven water.

Bij de realisatie van de Marker Wadden zijn duizelingwekkende hoeveelheden klei, veen en zand gebruikt. (foto: Jacques van der Neut)

Slibvanger
De Marker Wadden liggen in het noordoosten van het Markermeer. Dat is ongeveer negen kilometer varen vanuit Lelystad, Het eerste eiland is zo’n 250 hectare boven- en onder waternatuur. Met de aanleg van de volgende vier eilanden ontstaat een eilandengroep van ongeveer 1.000 hectare. Dwars op het eiland komt een twee kilometer lange slibgeul, die dienst zal gaan doen als slibvanger voor het meer. De kwaliteit van het slib in de geul wordt onderzocht en kan mogelijk dan weer worden gebruikt bij de aanleg van de natuurarchipel. De totale grootte van het Markermeer is 700 km2. Tweederde van de Markermeerbodem is bedekt met 30 centimeter slib. Het meer is hoofdzakelijk omgeven door harde, stenige oevers, natuurlijke oevers ontbreken. De vis en vogelstand is er flink achteruitgegaan. De aanleg van de Marker Wadden moet zorgen voor een natuurimpuls.

Wandelpaden
Het Haveneiland is inmiddels gereed en kan ook al worden bezocht, de overige eilanden zijn uitsluitend toegankelijk voor (natuur)onderzoekers. Bezoekers worden vanuit de Bataviahaven in Lelystad naar het kersverse natuurgebied gevaren. De vaartocht duurt ongeveer een uur. De aanleg van de eilanden begon in 2016 en volgens de planning worden de eilanden in 2020 aan de beheerder Vereniging Natuurmonumenten overgedragen. Hier en daar staan observatiehutten, van waaruit je de droogvallende slikken goed kunt bekijken. Wij zien in de prut bonte strandlopers, drieteenstrandlopers, kleine strandlopers, zilverplevieren, een steenloper en kleine groepjes bergeenden. Ook veel bontbekplevieren. Boven de deels met riet en lisdodde begroeide terreindelen zweeft een bruine kiekendief. Indien Vereniging Natuurmonumenten het open karakter van de eilandengroep wil behouden, dan zal er iets moeten gebeuren om bosvorming te voorkomen. Zeker als dergelijke projecten in zoet water liggen, dan ligt bosvorming immers op de loer.

Een bontbekplevier scheert voorbij. (foto: Jacques van der Neut)

Duizelingwekkende hoeveelheden
Voor de aanleg van zo’n eilandenrijk is veel materiaal nodig. Zo vergde de aanleg van het eerste eiland (250 hectare) in 2016 de volgende bouwmaterialen: 4.500.000 m³ zand voor strand, wandelpaden, zachte randen en havendammen en 3.500.000 m³ klei, veen en slib voor de realisatie van moerasgebieden. Tenslotte gebruikte men 75.000 ton stortsteen voor de harde rand en havendammen. In de verstevigde stortstenen dijk zijn op drie locaties verlagingen aangebracht, zodat het gebied bij hogere waterstanden via deze plekken kan vollopen. Voor de bouw van de eerste fase (vijf eilanden) is in totaal maar liefst ongeveer 30 miljoen kuub zand, klei, veen en slib nodig. Dit bouwmateriaal komt allemaal uit het Markermeer. Duizelingwekkende cijfers. De realisatie van de Marker Wadden is een aansprekend voorbeeld van man made nature.

Meer zeehonden in het deltagebied

Als boswachter is het leuk om af en toe eens een kijkje te nemen in een ander werkgebied. Zo is Huibert inspecteur Groene Wetten bij de RUD (Regionale Uitvoerings Dienst) Zeeland. Qua taken is deze instantie vergelijkbaar met de Omgevingsdienst Zuid-Holland. Huibert ken ik al sinds de jaren zeventig. In die dagen begon ik mijn loopbaan bij Staatsbosbeheer, bij het Dienstvak Natuurbehoud. Veel later, komen wij elkaar weer tegen in de Biesbosch. Hij was toen in het zoetwatergetijdengebied actief als BOA (Buitengewoon Opsporings Ambtenaar). Nu is Huibert ondermeer belast met toezicht op de Oosterschelde (Natura2000-gebied) en het uitvoeren van tellingen (zeehonden) in de Zeeuwse wateren. Op een zonovergoten dag stap ik bij hem aanboord.

Huibert achter het stuur van de Sterna. (foto: Jacques van der Neut)

RIB
Huibert is aangesteld als schipper en beheerder van de boten, voor alle wateren in Zeeland. “Je moet dan denken aan de Ooster- en Westerschelde, het Zoommeer, de Grevelingen, het Veerse Meer en de Voordelta” voegt hij eraan toe. “In feite strekt mijn werkgebied zich zo’n beetje uit van de Belgische kust tot aan Ouddorp.” We stappen aan boord van de Sterna, een RIB met een Volvo Penta motor van maar liefst 300 pk. De gangboorden zijn weliswaar van hard rubber, maar het is geen rubberboot. Aangezien er bij de Sterna sprake is van een verharde, polyester bodem wordt zo’n vaartuig een RIB genoemd. Na het plaatsen van de Zeeuwse vlag op de achtersteven is het eerst tijd voor koffie. Aanboord gaat dat op de ouderwetse manier: water koken en vervolgens opgieten door een filter. In het behaaglijk schijnende zonnetje genieten we ons bakkie leut. Dan slaat de motor grommend aan en kunnen de trossen los. We varen over het Kanaal door Zuid Beveland naar de Oosterschelde. Aan het eind gaan we bakboord. Via het Brabantsche Vaarwater komen we bij de droog liggende Vondelingenplaat. Door de lucht scheren wulpen en grote sterns. In de verte zijn de contouren van de Zeelandbrug te zien. Op de kop van de Vondelingenplaat, ligt een hoge bult zand, waarop tientallen zeehonden liggen.

Voordelta
“Twee weken eerder hebben we de hele delta, inclusief de Voordelta, geteld op zeehonden” zegt Huibert, terwijl we door onze verrekijkers naar de rustende dieren kijken. “We kwamen toen uit op ongeveer 850 stuks. We hebben het dan over twee soorten: de gewone- en de grijze zeehond. Binnenkort doe ik trouwens mee aan een telling vanuit een vliegtuig.” De aantallen zeehonden zijn de laatste vijftig jaar sterk gegroeid in Nederland. De grijze zeehond maakte na eeuwen afwezigheid zijn comeback en de gewone zeehond, die tot 1959 bedreigd werd door de jacht, herstelde goed ondanks het zeehondenvirus dat ongeveer 50% van de dieren in 1988 en in 2002 doodde. Dankzij de uitwisseling met andere gebieden groeien sinds het begin van deze eeuw ook de aantallen zeehonden in het Deltagebied. In het Zeeuwse en Zuid-Hollandse Deltagebied is pas sinds eind jaren negentig sprake van een toename bij de gewone zeehond, dankzij import uit onder andere de Waddenzee.

Naast de boot duikt inééns een gewone zeehond op. (foto: Jacques van der Neut)

Grijze zeehond
Sinds 1980 is de grijze zeehond terug in de Nederlandse wateren. Eeuwenlang werd de soort niet waargenomen in ons land. De eerste jaren waren er maar weinig individuen, maar vanaf 1985 werden er jongen geboren en is het aantal sterk toegenomen. De groei is echter ook in belangrijke mate het gevolg van import uit de Britse eilanden waar naar schatting tussen de 100.000 en 300.000 dieren leven. De toename van de grijze zeehond was voor het eerst zichtbaar in het westelijk Waddengebied, waarna hij langzaam toenam in het oostelijk Waddengebied en het Deltagebied. In de Delta werden in 2017 1489 grijze zeehonden waargenomen. In 2018 zijn in de Waddenzee 4565 dieren geteld. Dat zijn er meer dan het jaar ervoor en komt overeen met de nog steeds stijgende lijn in de gehele Waddenzee. De gewone zeehond en de grijze zeehond staan op de Rode Lijst van zoogdieren, in de Habitatrichtlijn (bijlage II en V) en in de Conventie van Bonn en Bern.